Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997

 

Artikel 49a
1
Een kamer behoeft de voorafgaande instemming van Onze Minister voor:
a
het oprichten van dan wel financieel deelnemen in een rechtspersoon;
b
het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, daaronder begrepen het aangaan of beëindigen van overeenkomsten daartoe, indien de prijs van het registergoed hoger is dan € 100 000 of indien de prijs van dat registergoed meer bedraagt dan 10 procent van de jaaromzet van de desbetreffende kamer;
c
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot huur, verhuur of pacht van registergoederen, indien de huur- of pachtprijs van het registergoed op jaarbasis hoger is dan € 100 000 of indien die prijs meer bedraagt dan 10 procent van de jaaromzet van de desbetreffende kamer;
d
het aangaan van overeenkomsten waarbij een kamer zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij zij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
e
het doen van aangifte tot haar faillissement of het aanvragen van surséance van betaling;
f
het beleggen van gelden;
g
het investeren in infrastructurele voorzieningen.
2
Onze Minister kan bepalen dat een kamer zijn voorafgaande instemming behoeft voor het vormen van andere fondsen en reserveringen dan de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 49b.
3
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van rechtspersonen van wie de meerderheid van de aandelen of de stemrechten in de algemene vergadering direct of indirect in handen is van een of meer kamers, of van wie de meerderheid van de bestuurders of van de commissarissen direct of indirect door een of meer kamers wordt benoemd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •